Jan Van Imschoot

Jan Van Imschoot wordt weleens in één adem vermeld samen met Luc Tuymans en Michaël Borremans. Terecht, al kan je dan voor hebben dat je adem erbij inschoot. Het werk van beide koopmansen van de kunst is immers van een zachtzemigheid die je niet aantreft in het werk van Jan Van Imschoot. Grote kunstenaars, dat wel. Met een internationaal tentoonstellingspalmares waarvoor je enkel de hoed kan afnemen. Maar toch te lieve prentjes, in mijn ogen. Bij Borremans vindt men geen spoor van enige maatschappelijke betrokkenheid en bij Tuymans moet men de handleiding lezen. Dan kan men beweren dat hij antikolonialisme toont wanneer hij het portret van een miezerige, onbeholpen Koning Boudewijn in Congo schildert. En anti-nazisme wanneer men te weten komt dat een gezellig schemerend lampenkapje van mensenhuid blijkt gemaakt te zijn. En zo heeft hij wel een beeld voor elk maatschappelijk probleem.

Let op! Van Imschoot heeft geen bezwaren tegen het mercantiele van de kunst. “Ik heb liever dat men mijn werk koopt, dan dat men erin gelooft”, liet hij zich ontvallen in een of ander interview. Inderdaad, zou men de filosofische vraag ‘Wat is kunst?’, beantwoorden als men zegt dat het ‘dat is waarvoor een kunstliefhebber zijn portefeuille bovenhaalt en een som op tafel legt die de markt van vraag en aanbod ruim overschrijdt’? Wat dat betreft zit Jan Van Imschoot goed, sinds hij samenwerkt met de Parijse/Brusselse galerie Templon. Twee jaar na elkaar een tentoonstelling in Parijs is niet evident. Ook de boeken komen eraan. Vorig jaar een lijvige catalogus bij Templon en in februari dit jaar wordt een boek voorgesteld in het S.M.A.K., waar hij in de herfst een grote tentoonstelling heeft. 

Dit verdiende succes is echter geen reden om een triootje op te zetten met de kunstenaars die een naamverwantschap hebben met Frans Laarmans en Boorman in ‘Lijmen/Het been’ van Willem Elsschot. 

Zijn beeldtaal is van een heel andere orde. Als men toch Belgische verwantschappen wil aanduiden, valt beter een naam als Pjeroo Roobjee. Voor beiden geldt overigens wat Jos Verdegem vanuit Parijs aan een Gentse galerij in 1928 als handgeschreven curriculum toestuurde. Bij de rubriek 'Vos Maîtres' vulde hij in: "Les anciens". Maar vergelijken als kunsthistorische methodiek is niet nodig bij het oeuvre van Jan Van Imschoot. 

Zijn sterk literaire schilderkunst - de bijbel is literatuur van goden in het diepst van hun gedachten - brengt beelden voort die ten volle het kernverschil tussen beeld en woord benutten: het langdurig kortstondig treffen in een oogwenk, tegenover het lineaire verloop van een ontknoping. 

Jan Van Imschoot schildert met pickles en tekent met mosterd - geen Talens maar Tierenteyn-beelden waarmee hij, om in culinaire beeldspraak te blijven, ongezouten zijn mening verkondigt. Geen ideologisch sloganeske boodschappen, waar wereldverbeteraars zitten op te wachten om hun vaandels mee te versieren; neen, ‘zijn’ mening. Al is ‘mening’ hier het verkeerde woord. Hoe krachtig het ook geworden is wegens het adjectief in het gevoelige concept ‘vrije meningsuiting’, toch is de mening eigenlijk het gedacht van iedereen. Het is de vertaling van wat Plato 'doxa' noemt, waar hij Socrates voortdurend mee in tegenstelling brengt, de paradox. Dat komt meer in de buurt van de functie die Jan - behalve dat hij het schilderen niet kan laten - vervult met zijn kunst. Zoals Socrates wil hij een horzel zijn die de gedachteloosheid van de goegemeente bestrijdt door haar te steken. Alleen door zelftwijfel kan men ontevreden en kritisch zijn over de gevestigde manier waarop de heersende machten de dingen voorstellen. Jan Van Imschoot loopt niet op de agora rond met Jan en alleman te dialogeren. Wel met Jan, zichzelf en niet met alleman. Voor wie kijken wil maakt hij een agora bestaande uit schilderijen waarmee men praten kan, op onbeschaafde wijze. Vloekend en tierend zoals bij de waarheden uit een volkscafé, maar intelligenter. Hoewel Jan Van Imschoot het groteske niet schuwt en van verfijnde ironie vaak overgaat naar een sarcastische stamp in de mannelijke organen, heeft hij toch een zeer intellectuele relatie met de wereld in het algemeen en met de kunst in het bijzonder. 

Zijn deel van de tentoonstelling ‘Koppel-teken/s’ bestaat uit de privécollectie van Ine, zijn vrouw in de meest pluriforme betekenis van wat een partner voor een kunstenaar kan betekenen. Laat het ons hier maar beperken tot de basisrol, of zoals Jan het me per mail toefluisterde: “Het zijn meestal persoonlijke werken en of een keuze van Ine. Die schenk ik haar dan, meestal op haar verjaardag. Het is vooral haar keuze. Of speciaal voor Ine gemaakt. Het is onze eigen versie van het liefdesspel.” 

Dat is duidelijke taal. Op een toevallige wijze krijgt men hier een kleine retrospectieve, met werken die gelden als staalkaarten voor zijn oeuvre.

 

Willem Elias, curator exporeeks Koppel-teken/s

Interview Jan Van Imschoot: “Naar kunst moet je onbevangen kunnen kijken”


Waarom koos je ervoor om een tandem te vormen met Libasse Ka voor Koppel-teken/s? Jan Van Imschoot: “Ik leerde Libasse een tweetal jaar geleden leren kennen. Via Instagram nog wel, ik die een hekel heb aan sociale media! Hij volgde mij al een tijdje en stuurde me een aantal van zijn tekeningen door. Ik nam contact met hem op en we spraken af in Brussel. Achteraf belde ik meteen naar curator Luk Lambrecht en SMAK-directeur Philippe Van Cauteren met de mededeling dat er een jonge schilder in Brussel zat die meer dan de moeite waard is.”

Op welke manier voel je je verwant met Libasse Ka?
Jan Van Imschoot: “Ik voelde eigenlijk meteen een verwantschap toen ik voor het eerst werk van hem zag. Hij vertelde me dat hij toen hij als kind vanuit Senegal naar België kwam, naar een bibliotheek is gegaan en er twee boeken heeft gekozen: een van Luc Tuymans en een van mij. Toen ik voor het eerst z’n tekeningen onder ogen kreeg, zag ik dat hij heel goed naar mijn werk had gekeken. Ik zag dingen die ik ook zou kunnen gemaakt hebben. Nog een zot zoals ik, dacht ik meteen. (lacht)”

 

Wat vind je van het werk dat hij maakte voor de expo?
Jan Van Imschoot: “Het is echt goed werk. Hij heeft duidelijk zijn draai gevonden. Libasse is een heel intelligente kerel. Geïnteresseerd in het modernisme. In Europese motieven en in motieven van het modernisme die je terugvindt in de Afrikaanse cultuur. Die twee werelden weet hij knap met mekaar te verbinden. En hij is niet alleen. Omar Ba bijvoorbeeld, komt ook uit Senegal en is een van de beste schilders van het moment.”


Waarom ben je ingegaan op dit voorstel voor de expo?
Jan Van Imschoot: “Ik vind het gewoon een mooi project dat jonge kunstenaars kansen geeft. Ik denk dat het voor jonge mensen als Libasse echt een belangrijke stimulans kan zijn om te creëren ook. Ik ben al meer dan 40 jaar bezig en ik sta al met één been in het graf. (lacht) Daarom zeg ik vaak aan hem: ‘Nu is het aan gasten als jij om mij naar huis te schilderen.’ Ik vind het tof om hem te plagen en zo ook te stimuleren.”


Je woont nu 9 jaar in Frankrijk. Doet die afstand van Vlaanderen je goed?
Jan Van Imschoot: “Zeker. Ik woonde in het centrum van Gent, het werd daar almaar meer toeristisch, ik had het gehad. Ik woon nu aan de rand van een Frans dorpje met 175 inwoners. Geen mens die weet wie ik ben, buiten een of twee verdwaalde zielen. Zalig is dat.”

In Destelheide komt een heel divers publiek over de vloer, niet noodzakelijk een ‘museumpubliek’. Een goede zaak, vind je?
Jan Van Imschoot: “Een zeer goede zaak. Het typische ‘museumpubliek’ loopt heel de tijd met zo’n audiogids tegen het oor gedrukt waarin wordt verteld wat je van een werk zou moeten denken of hoe je het zou moeten beleven. Echt onnozel vind ik dat. Kunst is kunst. Kunst wordt gemaakt door degene die het bekijkt. Iedereen mag er zijn eigen verbeelding aan toevoegen, zijn eigen verhaal. Het is zoals je een film bekijkt of muziek beluistert, iedereen ervaart dat op zijn eigen manier. Je hebt daar geen tekst en uitleg bij nodig. Naar kunst moet je onbevangen kunnen kijken. Fijn dat hier zoveel jonge mensen op die manier de expo zullen kunnen zien. Liever zij dan een bende kunsthistorici. Daar heb ik meestal al na twee minuten ruzie mee (lacht). “

Deel deze pagina: